LIEFHEBBERIJ

 

Gerard Koekkoek met kijk van Lemele tot ver Rusland
 
Op een snerpend koude najaarsavond bezoek ik het boerenbedrijf van Gerard Koekkoek in Lemelerveld, fokker van Liesjes en Gerko’s, en landelijk wel het meest bekend als penningmeester van de Fokgroep Wit.

“Als knaapje van tien jaar kreeg ik een Landgeit van mijn oom Jan uit Wijhe. Meteen werd ik thuis ook gestimuleerd de geit te melken”, vertelt Koekkoek.
Nadat Gerard ruim vijftien jaar als stukadoor in de bouw gewerkt had, startte hij in 1978 zijn huidige bedrijf, met vleesvarkens en Blonde d ’Aquitaine zoogkoeien en vleesstieren.
Van zijn kersverse bruid Ria kreeg hij toestemming zijn oude hobby weer op te pakken. Ze gaf hem bij de start van zijn bedrijf een geit.
Kort daarna belandde hij ook in de geitenhandel, en zo kocht hij begin jaren ’80 zijn eerste stamboekgeiten.
   
Inmiddels is hij gaandeweg een paar stappen verder gekomen. “Het is de moeite waard foklijnen goed te bekijken”, aldus Koekkoek. “Lijnen die consistent goede exterieurgeiten brengen, zijn de moeite waard”.
Voor hem een reden om stil te staan bij de Liesje-lijn, een sterke lijn, die met Liesje 1 in 1971 startte bij H. Bronswijk uit Steenwijkerwold.
Sinds die tijd leeft de lijn met groot succes voort bij enkele fokkers in Overijssel (naast Gerard Koekkoek hebben ook F. Bruggink uit Haarle en G.J. Benschop uit Steenwijkerwold uitstekende nakomelingen, vroeg uit deze lijn).

In 1987 kocht Gerard twee stamboekgeiten uit deze lijn, Liesje 15 en (als lam) dochter Liesje 17.
Bij de start bracht Liesje 1 (v. Hannibal) als vierjarige geit, gekruist met Reinier, Liesje 3. Deze geit werd gepaard aan Katlijker Piet, wat in 1978 Liesje 9 tot resultaat had. Deze geit werd gekocht door G.J. Veldhuis in Lemelerveld. Hieruit fokte Veldhuis door paring met de bok Anne, Liesje 15. Die dus samen met geitlam Liesje 17 (v. Leonard 2) door Koekkoek gekocht werd.

“Prachtige geiten bracht deze lijn al voort”, betoogt Gerard. Ze worden getoond op foto’s, die vanaf hun komst naar Overijssel (dus vanaf Liesje 9) uit de kast komen.
Liesje 15, uiteindelijk de stammoeder van de hele geitenlijn van Koekkoek, toont zich op de foto als een prachtige, langgerekte en hoogbenige geit met uitstekende verhoudingen.
Helaas werd ze wat kort na het melken op de foto gezet, waardoor de uier niet goed uitkomt.
Gerard Koekkoek met zijn Liesje 15, uiteindelijk de stammoeder van de hele geitenlijn.
 
Liesje 17, een iets gestopte geit, werd in 1988 op de nationale tentoonstelling in Utrecht 1A in haar rubriek van eenjarigen. In de kampioenskeuring bracht ze het van alle geiten uit 1987 tot een vierde plaats, een ware prestatie als we in de oude bokmoederboeken de overige bokmoeders uit dat jaar bekijken. Meteen behoorde Koekkoek met de aankoop van de Liesjes derhalve tot de top.

Het eerste noemenswaardige foksucces in de stal van Koekkoek werd geboren uit de kruising tussen Liesje 17 en Brekkenpolster Henk (Bibi’s Zorro x Brekkenpolster Klazien 2, uit de lijn van Boekema in Lemmer).
Henk was een bok, die achteraf veel te vroeg naar de markt vertrokken is; hij liet in Overijssel op meerdere plekken sublieme nakomelingen zien. Liesje 22 en Gerko 1 waren de resultanten van de genoemde kruising. Gerko 1 werd door Gerard later ingeteeld op zijn eigen lijn.

Liesje 17 bracht gecombineerd met Beart K, Liesje 39, een geit die, net als haar moeder, uitblinkt in uieraanhechting, en Gerko 3, die ook een sterke uiervererving laat zien.
Uit Liesje 22 fokte Gerard Liesje 25 (v. Overkamps Murdok), een wat kleine, gedrongen geit, die echter uitstekend fokte.
Van haar nakomelingen was Liesje 33 (v. Gerko 1) een geit die, evenals Liesje 22, qua exterieur veel weghad van Liesje 15.

Mannelijke nakomelingen van de Liesjes hebben inmiddels ook bekendheid geworven. Naarst Gerko 1 en Gerko 3 (die goed fokte in Drenthe en Friesland), noemt Gerard Gerko 7 (Liesje 39 x Hiltje’s Tolfde), die succesvol ingezet werd in Friesland, en Gerko 11 (Liesje x Gerko 7), waarin de Liesje-lijn door inteelt sterk verankerd is, maar die zijn waarde nog moet gaan bewijzen in Gelderland.

Naast exterieur, zit ook de productie wel goed bij Koekkoek. De hoogste CVE liet Liesje 17 zien, en dat op een rantsoen van (onbeperkt) eerste kwaliteit hooi (en op droge dagen vers gras) en eiwitrijke brok (nooit meer dan twee kilo). Ze sloot als vierjarige geit met een lijst af met een CVE van 173: 1610 kg melk in 278 dagen met een gemiddelde vetpercentage van 6,34 %(!), en een gemiddeld eiwitpercentage van 3,44 %. Verdere lijsten van de Liesjes schommelen tussen een CVE van 103 en 142.

Bij zijn bokkeuze laat Gerard zich liefst leiden door getoonde fokkwaliteit, in eerste instantie in exterieur. Hiervoor bezoekt hij, naast vele keuringen, ook graag fokkers aan huis. “Verder is het bij bokkeuze belangrijk om een moederlijn te zoeken met consistentie in exterieurkwaliteit”, vertelt Koekkoek enthousiast, “waarbij ik de productie niet uit het oog verlies”.

Hoewel hij sinds zijn eerste aankoop in 1987 altijd nog in dezelfde lijn fokt, schuwt Koekkoek het binnenhalen van een vreemde moederlijn niet, maar steevast kruist hij dan met een eigengefokte bok. Als voorbeeld hiervan noemt hij Liesje 58, een Gerko-dochter uit Klazien 98.

Sinds 1978 vonden veel aangekochte geiten via Koekkoek een weg naar nieuwe eigenaars. Ook in het buitenland was belangstelling. Naar landen als Griekenland, Hongarije, Portugal en zelfs Rusland vonden ze hun weg. Export naar Rusland was het meest opmerkelijk voor Koekkoek. “De Russen kwamen met een tolk naar Nederland, om de lammeren individueel te beoordelen vóór tot aankoop overgegaan werd”, vertelt Gerard.

Als bestuurslid van de Fokgroep Wit is Koekkoek mét zijn medebestuursleden, van mening dat de lijn die nu uitgezet is, kans moet krijgen. “Niet overhaast. In open discussie met de fokkers moeten zaken goed doordacht en gedegen aangepakt worden. Zeker, er zullen nog wel weer veranderingen plaatsvinden, maar ik hoop ook, dat veranderingen niet leiden tot een inperking van de keuzevrijheid van de individuele fokker. Fokkerij moet voor de Fokgroep en álle leden het enige belang zijn en blijven dat telt. Keuzevrijheid beperken is onderlinge betutteling, iets wat we achter ons gelaten hadden”, meent Koekkoek.

Tien jaar bestuur van de eigen geitenfokvereniging Wijhe/Heino, en zes jaar bestuur van Overijsselse Bond en Kring IJsselstreek heeft Koekkoek tot een geitenman gemaakt met een brede visie op het geitengebeuren.
We kennen hem als iemand, die niet altijd als eerste praat, maar hij is wel degene, waarnaar op cruciale momenten geluisterd wordt.
Vast horen we nog veel meer van Gerard Koekkoek, dacht ik bij mijn vertrek.
Tekst: Theo van der Meer
"Geitenhouderij", februari 1999

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG